Een beginner kun je van een ouwe rot in het vak onderscheiden doordat deze laatste niet de grenzen van het mogelijke gaat opzoeken. Hij beheerst zijn voertuig perfect, weet wat er kan gebeuren en houdt altijd een reservemarge. Een ervaren motorrijder kun je jezelf pas noemen na 70.000 kilometer, zonder ook maar de geringste valpartij of botsing te hebben doorgesparteld. Pas dan weet je misschien hoe gevaarlijk motorrijden is – iets wat overigens door een ervaren motorrijder helemaal niet ontkend wordt maar door beginnelingen wel – en pas je je rijstijl aan.
Het gevaarlijkste wat je op de motor kan overkomen, is denken dat je het kunt. Oefen dus vaak en veel in voertuigbeheersing, maar denk nooit dat je het nu wel kent.
Hier volgen een paar oefeningen om je voertuigbeheersing op te krikken. Vele hiervan worden op rijscholen ook aangeleerd. Zorg dat je bij de oefeningen alle ruimte hebt en geen ander verkeer hinderd. Het beste is om die niet alleen te doen, maar minimaal met twee personen. Mocht je ten val komen en onder de motor terecht komen, dan is extra hulp nooit weg!
1. Met de motor aan de hand lopen
Behalve bij benzinepech zijn er weinig motorrijders die al eens met hun motor aan de hand hebben gelopen. Toch is dit een leerzame oefening. Even 50m vooruit en 50m achteruit, om daarna eens in een rondje te gaan in 2 richtingen is voldoende. Het doel van deze oefening is om goed te leren aanvoelen waarmee je onderweg bent. Deze oefening laat je de motor wat betreft het zwaarte- en kantelpunt veel beter aanvoelen.
2. In een rondje rijden
Rij gewoon in een rondje, waarbij de draaicirkel steeds verminderd wordt. Deze oefening helpt het evenwichtsgevoel te ontwikkelen, terwijl het juiste gevoel voor gasdosering en koppelen/ontkoppelen aangescherpt wordt. Je doet het pas goed als je de koppeling niet meer nodig hebt, en puur op gasdosering rijdt. Het spreekt vanzelf dat je motor goed afgesteld moet staan, en dat je onder alle omstandigheden van de voorrem afblijft. Hou de voeten ook altijd op de pedalen. Wel kan je, wanneer je dreigt om te vallen, even de achterrem aantikken om de motor te stabiliseren. De bedoeling van deze oefening is kijktechniek te ontwikkelen. Waar je naar kijkt, daar rij je naartoe.
Bij het rondjes rijden komt het erop aan om naar het midden van de cirkel te kijken, en je zult zien dat je zonder problemen de draaicirkel steeds kleiner maakt, totdat het stuur tegen de aanslag zit. Rijden met het stuur tegen de aanslag is iets wat elke motorrijder eigenlijk zou moeten kunnen.
Er zijn 2 manieren om rondjes te rijden:
- Bij de ene manier blijf je mooi rechtop zitten, en hou je motorfiets recht, hetgeen de snelheid aanzienlijk verlaagt en dus een samenspel gas/koppeling noodzakelijk maakt.
- De andere manier is het zgn. ‘drukken’, waarbij je de motor naar beneden duwt, en zelf het lichaamsgewicht naar de andere kant legt, om het evenwicht te herstellen. Hier ligt de snelheid iets hoger.
3. Slalom
Rij rechtdoor met een matige snelheid, zo’n 20 km/u, en gooi de motorfiets na een tijdje van de ene naar de andere kant. Zo ga je voelen wat de impact is van sterke richtingsveranderingen. Daarna kan je ook kegeltjes of plastic flessen uitzetten en daartussen slalommen. Je kunt je hierin verder bekwamen door de kegeltjes steeds korter opbij elkaar te zetten of, nog moeilijker, ze uit verband te zetten. (Dit kan je nodig hebben op weg naar het zuiden) Gebruik hier de achterrem om de motor te stabiliseren. Zo leer je perfect met gas, rem en koppeling omgaan
4. Rij achtjes
Doe kalm aan in het begin en blijf vooral van de voorrem af wanneer je niet in rechte lijn rijdt. De bedoeling van deze oefening is je kijktechniek te perfectioneren, doordat je nu je blikpunt moet verleggen. Ook de reactiekrachten die bij het van richting veranderen vrijkomen en inwerken op de vering leren je wat evenwicht is en hoe je het kunt behouden.
5. Rij in een rondje met alleen je rechterarm aan het gas
Strek je linkerarm, en probeer de draaicirkel zo klein mogelijk te houden. Door deze oefening ontwikkel je een fijn gevoel voor gasdosering en evenwicht.
6. Rij in een rondje met één knie op het zadel
Zwaai daarna je been volledig naar de andere kant van de motor en blijf, met je lichaam aan één kant van de motor, rondjes rijden, waarbij je probeert de draaicirkel zo klein mogelijk te houden. Deze oefening dient zeer voorzichtig te gebeuren. Ongecontroleerd gasgeven of remmen is absoluut uit den boze. Doe deze oefening niet wanneer je het niet volledig vertrouwt. Je leert wel veel bij over de reacties van een motorfiets bij gewichtsverplaatsing.
7. En weer achtjes
Wie zich bij de vorige oefening al redelijk zeker voelde kan ook proberen om in dezelfde houding achtjes te draaien. Dit is een nog moeilijkere oefening dan de vorige, maar wie daarna weer normaal op de motor gaat zitten zal merken dat hij z’n machine veel beter aanvoelt en beheerst dan ervoor.
8. Remmen
Slechts weinig motorrijders slagen er in om de volle remcapaciteit van hun motorfiets te benutten. Remmen is iets dat absoluut geoefend moet worden.
Zoek hiervoor een verlaten parkeerterrein of een niet gebruikt stuk weg uit. Zorg dat er geen obstakels zijn, en kijk natuurlijk ook of de wegstrook schoon is. Zorg ook dat je een voldoende grote uitloopstrook hebt, voor het geval het fout mocht gaan en je de remmen weer moet lossen.
Het gaat bij deze oefening vooral om dosering en opbouwen van remdruk, het geleidelijk aan inknijpen van het remhendel of induwen van het pedaal tot je de maximale remkracht hebt, en die heb je net voor het wiel blokkeert. Op dat moment is de vertraging het grootst. Dat is echter een remsituatie die moet geoefend worden.
40 km/u is al ruim voldoende om het juiste rempunt zo dicht mogelijk te benaderen. Wanneer het voorwiel zou blokkeren, los dan onmiddellijk en bouw daarna de remdruk weer op.
Oefen eerst de voorrem, dan de achterrem en tenslotte met beide remmen tegelijk. De voorrem geeft het meeste vertraging doordat het gewicht van de motorfiets zich naar voor verlegt (duiken), maar anderzijds heeft het remmen met de voorrem een destabiliserend effect. Remmen met de achterrem alleen haalt niet zoveel uit in een noodsituatie, maar de achterrem stabiliseert de motorfiets wel. Door deze oefeningen leer je dat aanvoelen. In het verkeer gebruik je altijd het beste beide remmen tegelijk. Zo heb je maximale remkracht, terwijl de motor ook nog redelijk stabiel blijft.
9. Remmen en uitwijken
Veelvuldig komt in het verkeer de situatie voor dat je moet remmen en uitwijken. Veel motorrijders gaan daarbij op hun bek omdat ze remmen en sturen tegelijk. En dat kan dus niet op een motorfiets. De grip van de band wordt namelijk niet alleen bepaald door de samenstelling van het rubber en de stroefheid van het wegdek, maar ook door de krachten die hij te verwerken krijgt. Wanneer je dus tegelijk remt en stuurt is een valpartij altijd heel dichtbij. DE basisregel is dus: ofwel rem je, ofwel stuur je, nooit beide tegelijk.
De moeilijkheid die daarbij optreedt, is dat remmen destabiliseert, terwijl een richtingsverandering juist om stabiliteit vraagt. En dat moet dus geoefend worden. Je kunt voor deze oefening een rij plastic flessen plaatsen. Rij dan op die obstakels af, ga in de remmen, laat de remmen los, stuur langs het obstakel heen, en rem dan opnieuw tot je stilstaat.
Het is in het verkeer belangrijk dat je altijd mogelijke ontsnappingsroutes in de gaten houdt, zodat je weet waar je heen kunt als je moet uitwijken.
10. Het Terrein in
Het kan af en toe geen kwaad om eens een onverhard pad of licht terrein in te rijden. Het voordeel hiervan is, dat je perfect de gedragingen van je machine leert kennen én ondervangen. Terreinrijden vergt voertuigbeheersing, en hier kun je dat dan ook snel en met relatief weinig gevaar leren.
In het terrein worden de gevaarsfacetten, die op de openbare weg ook aanwezig zijn, als het ware uitvergroot. Je achterwiel glijdt sneller weg bij accelereren, je wielen blokkeren sneller bij remmen, je leert wanneer je juist gas moet geven in plaats van te remmen, het wordt moeilijker om je evenwicht te bewaren en de versnellingen dienen met zorg te worden gekozen.
Ook leer je omgaan met oneffenheden, en wat ze aan reactie teweeg kunnen brengen. Terreinrijden maakt zeker een betere motorrijder van je. Zo zul je niet half zoveel schrikken wanneer je wiel op de geasfalteerde weg eens wegglijdt door een olievlek of zand, maar integendeel de juiste reactie (lichtjes gas lossen) uitvoeren, omdat je die op de losse ondergrond hebt aangekweekt. Evenzo geldt dat voor het blokkeren van voor- of achterwiel, of door het verlies van grip op beide wielen. Wanneer je eens moet uitwijken in de berm, of over het voetpad, zul je weten hoe je machine op oneffenheden reageert. Kortom, het terrein is de ideale leerschool. En mocht het al eens misgaan, in het terrein is geen verkeer en het gras is zacht.
Daarom ook zie je dat de ervaren motorrijder goed hard gaat in het terrein, terwijl de lefgozer die tegen 130 km/u door een bebouwde kom “durft” te scheuren er in het terrein vaak helemaal niks van terechtbrengt. Hij “durft” dat namelijk alleen maar omdat hij verder niks van motor en voertuig beheersing kent en eigenlijk niet weet waar hij mee bezig is.
Mark zegt
Bedankt voor de tips.
Jan zegt
Ik ben bezig met het motorrijlessen en ik vind het fijn om na mijn les wat extra informatie te lezen. Hopelijk kan ik de volgende keer achtjes rijden, want dat lijkt me erg leerzaam. Soms heb ik namelijk last met het behouden van een goed evenwicht.
Jan zegt
Ik ben bezig met motorrijden leren en ik vind het heerlijk. Echter zijn er natuurlijk veel dingen die je moet kunnen en deze punten zijn stuk voor stuk belangrijk. Een rondje rijden is inderdaad handig om het evenwichtsgevoel te ontwikkelen. Dit oefen ik wel vaker.