Voor het gaan rijden, begin je de BORVAK-controle:
- B = Banden
- O = Olie
- R = Remmen
- V = Verlichting
- A = Accu
- K = Ketting of Cardan
1. BANDEN
Banden zijn ongeveer het voornaamste deel van de motor, want ze zorgen via twee kleine vlakjes rubber voor het contact tussen motorfiets en wegdek.
Elke band is een compromis tussen levensduur en grip: hoe zachter een band, hoe sneller hij slijt en hoe meer grip hij geeft; hoe harder een band, hoe minder snel hij zal slijten maar ook hoe minder grip hij geeft.
De bandenkeuze speelt een belangrijke rol. Het is onverstandig op pk-monsters als een Yamaha R1 of een Honda CBR 1100XX banden van mindere kwaliteit te monteren, terwijl bescheidener motoren het best met een minder technologisch hoogstaand rubbertje kunnen stellen.
Een regelmatige controle van de banden is belangrijk.
Profiel
De wettelijke diepte is 1,0 mm, wat ik overigens wel erg weinig vind. Algemeen wordt aangenomen dat 2mm een veilige marge is. Het profiel zorgt ervoor dat water, stof en straatvuil op een efficiënte manier wordt afgevoerd. Profiel is dus niet alleen nodig als het regent.
Bandenspanning
Een te hoge bandenspanning kan absoluut geen kwaad. Alleen gaat er dan wat comfort verloren, omdat de band een soort pre-veringsfunctie heeft.
Een te lage bandenspanning maakt een motorfiets instabiel en veroorzaakt door de wrijving een te hoog oplopende temperatuur binnenin de band, waardoor die in het beste geval sneller slijt, en in het slechtste geval klapt. Om dat laatste te vermijden is ook een regelmatige controle op scheurtjes en scherpe voorwerpen noodzakelijk.
Zorg ervoor dat de dopjes altijd op de ventielen zitten.
Wie lange afstanden rijdt, hard rijdt of met een duo passagier onderweg is, moet de bandenspanning zowel voor als achter met 0.2 tot 0.5 bar verhogen.
2. OLIE
Het oliepeil moet ook regelmatig gecontroleerd worden. In extreme gevallen kan olietekort leiden tot een vastloper en dan ga je gegarandeerd onderuit.
Controleer af en toe ook of de aftapplug goed vastzit, zeker na een oliewissel. Het kan gebeuren dat de olie uit je carter loopt, waarna je achterband door een vers oliespoor rijdt. Bij de eerste bocht zeg je dan weer goeiendag tegen het asfalt.
Het oliepeil dient overigens vaker gecontroleerd te worden wanneer je lange afstanden rijdt.
En dan nog iets uit ondervinding: als je nieuwe motor onder garantie vastloopt door olielekkage, vul dan eerst toch voor alle zekerheid je olie bij. Je kan nooit weten dat de garage je vastloper wijt aan het feit dat je je oliepeil te weinig controleert, en weigert je motor te herstellen (nokkenas en klepstoters vervangen) onder garantie!!
3. REMMEN
Absoluut noodzakelijk is een strikte opvolging van het remsysteem. Het is daarbij nuttig om de remklauwen een beetje schoon te houden. Vuile remklauwen kunnen moeilijk gecontroleerd worden, maar worden wel in hun werking belemmerd.
Remblokken moeten regelmatig gecontroleerd worden of ze nog niet versleten zijn. Als je dit niet regelmatig doet, kan het je later zuur opbreken doordat je remschijven moeten vervangen worden.
Iedere keer dat de remblokken vervangen zijn, moeten ze bovendien zorgvuldig ingereden worden. Doe dat door geleidelijk aan door de remdruk te verhogen, tot de blokken goed op de schijven zijn ingelopen.
Remleidingen dienen regelmatig ontlucht te worden. Je merkt wanneer dat moet gebeuren aan een sponzig gevoel in het remhendel en de verminderde remkracht. Ook de remvloeistof dient regelmatig vervangen te worden.
Wie dat wil kan de remmen van zijn motorfiets gevoelig verbeteren. Vooral bij customs is dat het geval. De ingreep kan gaan van het monteren van zachtere remblokken over stalen leidingen tot het installeren van een compleet nieuw remsysteem. Niet goedkoop, maar in elk geval een zinvollere besteding dan chroomprullen en leren frutsels die nergens toe dienen
De regelmatige controles die je kunt uitvoeren bestaan vooral uit controle op lekkage van remvloeistof, slag van hendel en pedaal, en de staat van de remblokken.
Gedurende de eerste paar honderd meter die je rijdt kun je ook altijd een kleine remproef uitvoeren.
4. VERLICHTING
Het doel van verlichting is tweevoudig: zien en gezien worden, waarbij gezien worden van nog veel groter belang is.
Zorg dat alle oppervlakken waar licht door heen moet schijnen schoon zijn, en dan heb ik het over voorlicht, achterlicht en richtingaanwijzers.
Kijk of elk verlichtingsonderdeel werkt. Controleer vooral of je remlichten goed werken, zowel met ingeknepen remhendel als met ingeduwd pedaal.
Controleer ook of je knipperlichten functioneren, en of je verklikkerlichtjes op je dashboard hiervan werken.
5. ACCU
Niet echt veiligheidsverhogend, maar goed. Niettemin is de regelmatige controle van de accu een factor die ervoor zorgt dat je niet al te gauw met startproblemen te kampen hebt, tenzij je gezegend bent met een kickstarter, natuurlijk.
Reinig regelmatig de polen en laad de accu, vooral na lang stilstaan, regelmatig bij. Het beste is nog een druppellader.
6. KETTING of CARDAN
Aan een cardan kan je weinig controleren, behalve dan olielekken, waarbij de olie op de band kan terechtkomen.
Een ketting vergt meer aandacht. Ketting en tandwielen dienen altijd in goede staat en op de juiste spanning gehouden te worden. Een slap hangende ketting en versleten tandwielen hebben een slecht schakelende motorfiets tot gevolg, bovendien kan de ketting op den duur over de tandwielen gaan glijden.
Een te strakke ketting kan gaan breken. Een val is dan nog het minst erge dat kan gebeuren. Soms kan een losgeslagen ketting lelijk huishouden bij je onderste ledematen.
Smeer de ketting regelmatig, hou de spanning in het oog en vervang ketting én tandwielen tegelijk als ze versleten zijn.
Geef een reactie